‘Als zanger en als docent moet ik het publiek voor mij zien te winnen’
Jan-Anne van der Wel, 32 jaar, is docent Nederlands aan Van der Capellen in Zwolle. Daarnaast is hij singer-songwriter en leadzanger van de band JAWEL. ‘Het mooiste van creatief schrijven vind ik dat leerlingen iets van zichzelf kwijt kunnen.’
Door: Douwe Wilts
Wat maakt Nederlands tot een aantrekkelijk vak om te geven? En hoe kun je dat combineren met een carrière als singer-songwriter? Daarover en over de verbanden tussen zijn werk als docent Nederlands en als singer-songwriter, ga ik in gesprek met Jan-Anne van der Wel.
Waarom ben je Nederlands gaan studeren?
‘In eerste instantie ben ik begonnen met de studie Theologie, maar na een jaar kwam ik erachter dat dat het niet helemaal voor mij was. Ik nam een tussenjaar en daarin kwam ik terecht op de open dag van de universiteit. Daar liep ik tegen een docent van de studie Nederlands aan. We raakten in gesprek en ik dacht: Nederlands zou weleens iets voor mij kunnen zijn.
Op de middelbare school was het helemaal nooit in mij opgekomen om Nederlands te studeren en het lezen was voor mij meer een moetje. Toen in het tussenjaar het moeten wegviel, bleek ik zowaar plezier te hebben in lezen. Daarnaast schreef ik altijd al liedjes en had ik plezier in taal. Een ander voordeel was dat ik een deel van de punten die ik bij Theologie had gehaald, mee kon nemen naar Nederlands.
Met ontzettend veel genoegen kijk ik terug op mijn tijd als student Nederlands. Hoewel ik het ene vak interessanter vond dan het andere, heb ik altijd plezier gehad in het studeren en het volgen van colleges. Ook het contact met mijn medestudenten en docenten was altijd heel prettig.’
Tegenwoordig geef je les aan Van der Capellen in Zwolle. Wat voor school is dit?
‘We zijn een heel open school en bieden alles aan van vmbo tot vwo. Iedereen is welkom, ongeacht zijn of haar afkomst of levensovertuiging. We zijn een multiculturele school met veel aandacht voor cultuur en taal: zo hebben we in de onderbouw bijvoorbeeld een tweetalige module (Nederlands en Engels) waar leerlingen gretig gebruik van maken. Daarnaast hebben we tijdens de lesuren en in de middag ook veel tijd voor het maken van huiswerk. Dat betekent dat leerlingen meestal vrij zijn als ze uit school komen. Inmiddels maken we deel uit van “Lassus Campus”, waar niet alleen de “reguliere” routes te vinden zijn, maar ook de onderwijsroutes 10-14 en Mens & JIJ.’
Hoe zien je werkzaamheden als docent Nederlands eruit?
‘Het meeste werk doe ik binnen het klaslokaal. Dat varieert van het nakijken van huiswerk en toetsen tot het voorbereiden en geven van lessen. We hebben gelukkig een heel degelijke methode waarop ik terug kan vallen, maar zelf dingen ontwerpen is natuurlijk minstens zo leuk. De leerdoelen, die we aan het begin van het jaar met elkaar vaststellen, zijn daarin leidend. Voor havo 4 hebben we bijvoorbeeld aan het begin van het jaar aandacht besteed aan het literaire begrippenapparaat: we leerden leerlingen bijvoorbeeld wat vlakke en ronde personages zijn, wat een plot is en wat voor rijmschema’s er zijn.’
In hoeverre komen letterkunde, taalkunde en taalbeheersing terug in je lessen?
‘In ons onderwijs speelt met name de letterkunde, zowel historisch als modern, een belangrijke rol. We laten de leerlingen elke lesperiode wel een boek lezen; soms individueel en soms in groepjes, zodat ze erover kunnen praten. Hoewel Het gouden ei van Tim Krabbé op vele lijsten is te vinden, proberen we leerlingen, ook qua moderne letterkunde, uit te dagen om voor iets anders te kiezen. Wat ik bijvoorbeeld weleens doe, is dat ik een paar boeken van huis meeneem, waarvan ik denk dat die bij leerlingen wel aan kunnen slaan. Ik zeg dan aan het begin van de les: “Stel je voor: er komt een man bij de dokter en de dokter zegt dat de man geen kinderen kan krijgen. De man heeft een zoon en zegt: dat kan ik wel. Waarop de dokter zegt: dan is het niet uw eigen zoon. Dat is het begin van De passievrucht van Karel Glastra van Loon.” Op zo’n moment zie je leerlingen opveren.
Naast letterkunde besteden we met spelling en grammatica uiteraard ook aandacht aan de taalkunde. En ook taalbeheersing komt aan bod. In mijn lessen over debat- en presentatietechnieken heb ik veel aandacht voor retorica, voor het gebruik van ethos (de geloofwaardigheid van de spreker), pathos (het beroep op de emotie van het publiek) en logos (de inhoudelijke argumentatie). Het leuke vind ik dat leerlingen bijvoorbeeld die ethos ook zelf in gaan zetten: in plaats van een joggingbroek en warrig haar, dragen ze tijdens een presentatie een nette broek en een strakke kuif.'
Veel leerlingen beschouwen Nederlands als een saai vak. Wat zou er volgens jou moeten gebeuren om het beter op de kaart te zetten?
‘In mijn middelbareschooltijd had ik nooit bedacht om Nederlands te gaan studeren, laat staan docent Nederlands te worden. Dat had er voor een deel mee te maken dat de lessen toch wel erg gericht waren op begrijpend lezen, ter voorbereiding op het eindexamen. Daarin schuilt misschien wel een van de oplossingen om het vak aantrekkelijker te maken. Als er op het eindexamen minder aandacht zou zijn voor begrijpend lezen, voor het herkennen van signaalwoorden en meer voor creatief schrijven, om maar eens iets te noemen, dan zul je zien dat lessen Nederlands zich vanzelf die kant op bewegen. Een belangrijk deel van de tijd zit er nu eenmaal in om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op het eindexamen.
Het mooiste van creatief schrijven vind ik dat leerlingen iets van zichzelf kwijt kunnen op papier. Wat ik zelf altijd wel een heel leuke opdracht vind, is om leerlingen een foto te laten zien, bijvoorbeeld van een man op een bankje. Ze moeten dan een kort verhaal schrijven over die man op het bankje. Wie is hij? En hoe is hij daar terechtgekomen? Daarnaast laten we leerlingen ook poëzie schrijven. Een collega in de onderbouw is een aantal jaar stadsdichter van Zwolle geweest en kan leerlingen daarin goed meenemen.’
Naast dat je docent bent, ben je ook actief als singer-songwriter en leadzanger van de band JAWEL. Hoe schrijf je een liedje?
‘Het schrijven van een liedje begint vrijwel altijd met een of twee regels die door mijn hoofd spoken en vaak hoor ik daar ook wel een melodie bij. Een aantal jaren geleden overleed bijvoorbeeld mijn grootmoeder. Die avond zaten we met de familie bij elkaar en schonken we een borrel in. Toen bedacht ik de regel: ‘Voor dagen als deze heeft God de alcohol bedacht.’ Ik probeer er dan intuïtief wat regels bij te schrijven en uit te zoeken welke akkoorden daarbij passen. Uiteindelijk kom ik dan met een vrij kaal nummer (een tekst, een akkoordenschema en een melodie) bij de band. Het verbaast mij dan altijd weer hoeveel meer zij daar nog uit kunnen halen.’
Zie je verbanden tussen je werk als zanger en als docent Nederlands?
‘Een van de verbanden die ik zie, is dat ik in beide gevallen op het podium sta en dat het wat ongemakkelijk aanvoelt. Op school moet ik leerlingen iets bijbrengen over de Nederlandse taal en cultuur en draag ik hopelijk ook iets bij aan zelfinzicht, terwijl ze daar zelf niet altijd zin in hebben. Als zanger sta ik met eigen werk op het podium en ook dat kan soms wat ongemakkelijk aanvoelen. Je weet het publiek een stuk makkelijker te vinden met een cover van Acda en de Munnik of Boudewijn de Groot dan met eigen werk. Als zanger en als docent moet ik het publiek voor mij zien te winnen.’
Welke lessen die je tijdens je studie hebt geleerd, pas je nu nog steeds toe in de praktijk?
‘We hadden het natuurlijk net al even over retorica. Daarnaast heb ik ook veel gehad aan Academisch Schrijven en Presenteren 1 en 2. Daar heb ik de basishouding voor een spreker geleerd: je knieën lichtjes gebogen, je handen voor je buik gevouwen. Je kunt dan met je handen makkelijk ondersteunende gebaren maken. Natuurlijk let ik op mijn basishouding als ik lesgeef, maar ook als ik zie dat leerlingen het spannend vinden om te presenteren, probeer ik ze op die manier te helpen.’
Heb je nog tips voor huidige studenten Nederlands die net als jij het onderwijs en/of de muziek in willen?
‘Als je in de muziek aan de slag wil, komt het toch vooral neer op netwerken, zeker online, en daar ben ik nooit zo heel goed in geweest, al hebben we zeker af en toe optredens. Als je in het onderwijs aan de slag wil, zou ik zeggen: geef jezelf de tijd om het te leren, de eerste jaren zijn het zwaarst. Je moet alle lessen voor de eerste keer voorbereiden en geven en dat vraagt veel van je uithoudingsvermogen. Daar komt nog een extra tip uit voort: leg een portfolio aan met PowerPointpresentaties, die kun je dan elk jaar weer aanscherpen en hergebruiken.’
De liefde voor taal en tekst tekent Jan-Anne van der Wel. Het verrast mij hoe hij als muzikant en als docent zijn publiek voor zich wint.
Laatst gewijzigd: | 29 augustus 2024 11:52 |