‘Ik hoop dat leerlingen leren genieten van de schoonheid van taal’
Douwe Slootman, 29 jaar, is docent aan de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands aan Windesheim en lid van de vakvernieuwingscommissie Nederlands. ‘Het schoolvak Nederlands kan meer bijdragen aan bewuste geletterdheid.’
Door: Douwe Wilts
Dat ik zelf Nederlands ben gaan studeren, had meer te maken met de leesvakanties bij mijn grootouders dan met de lessen in de laatste jaren van de middelbare school. Daarin was wel erg veel aandacht voor het trucje dat we moesten kennen om het eindexamen te halen. Op een zonnige woensdagochtend skype ik met Douwe Slootman. Wat zou hij als lerarenopleider willen doen om het schoolvak Nederlands inspirerender te maken voor leerlingen? En welke keuzes heeft hij gemaakt op zijn pad naar zijn huidige baan?
In eerste instantie volgde je de tweedegraads lerarenopleiding aan Windesheim. Uiteindelijk heb je de premaster Nederlands en de master Neerlandistiek gedaan. Hoe ben je op dat idee gekomen?
‘Op de middelbare school was ik best wel vervelend en zodoende ben ik van het vwo naar de havo gegaan. Maar ik had altijd al de droom om neerlandicus te worden. Na het eerste jaar van de tweedegraads lerarenopleiding vroeg ik mij af: wil ik nu al naar de universiteit? Ik dacht dat Nederlands op universitair niveau vrij theoretisch was. Ik vond het heel leuk om de kennis die ik opdeed in de lerarenopleiding direct in de klas toe te passen. Daarom heb ik eerst mijn tweedegraads bevoegdheid gehaald en ben ik daarna pas naar de universiteit gegaan.’
‘Wat grappig’, zeg ik. ‘Ik heb nog even overwogen om dezelfde route als jij af te leggen. Na de havo wilde ik dolgraag Nederlands studeren. Een mogelijkheid was om het eerste jaar van de lerarenopleiding te halen, maar uiteindelijk koos ik voor de vwo-route.’ Daarin verschillen we van elkaar, denk ik. Waar ik de theorie in dook, had hij er behoefte aan om wat hij leerde in de praktijk toe te passen.
Welke momenten in je studie waren beslissend voor het verloop van je studie en je carrière?
‘Het vak Moderne Nederlandse Letterkunde werd best wel zwaar aangezet. Dat zou een moeilijk vak zijn en daarin werd het kaf van het koren gescheiden. Ik was al helemaal verknocht aan de letterkunde en ik vond het ontzettend interessant om daar secundaire literatuur over te lezen. Dat vak ging mij goed af. Toen dacht ik: blijkbaar kan ik dit niveau aan.
Ook de breedheid van de master is beslissend geweest. Als ik had moeten kiezen voor een master in de taalkunde of in de letterkunde had ik absoluut voor dat laatste gekozen. Maar naast de letterkunde waar ik zo van hield, heb ik bijvoorbeeld met het vak Ironie ook nog een snufje taalkunde meegekregen. Daardoor kan ik ook in mijn eigen colleges letterkunde, taalkunde en taalbeheersing geïntegreerd aanbieden.’
Na de master Neerlandistiek heb je ook nog de educatieve master gevolgd, gecombineerd met een baan in het onderwijs. Hoe heb je die combinatie ervaren?
‘Ik had natuurlijk al mijn tweedegraads bevoegdheid en ik had ook al ervaring met lesgeven. Daardoor kreeg ik vrijstellingen voor een aantal vakken, waaronder pedagogiek en hoefde ik alleen de LIO-stage te doen. Tijdens de master stond ik vier dagen per week voor de klas en het was dan een uitje om een dag in de week naar de universiteit te mogen. De kennis die ik daar opdeed, kon ik dan direct toepassen in mijn lessen.’
Tegenwoordig werk je als tweedegraads lerarenopleider aan Windesheim. Hoe was het om terug te keren bij je studie?
‘Dat was heel gezellig en het heeft ook nog eens invloed op de colleges die ik geef. Het is mooi om de horizon van mijn studenten te verbreden: ook zij kunnen docentenopleider worden. Doordat ik zelf de studie heb gedaan, heb ik daarnaast een scherp beeld van wat ik wel en niet van mijn studenten kan vragen.’
Naast je werk aan Windesheim zit je in de Vakvernieuwingscommissie Nederlands. Hoe ben je daarin terechtgekomen en wat is je rol daarin?
‘Enkele jaren geleden besloot de overheid dat de examenprogramma’s Nederlands vernieuwd moeten worden. Stichting leerplanontwikkeling (SLO) voert deze opdracht samen met onderwijsorganisaties uit. Hiervoor is een vakvernieuwingscommissie ingesteld. Daarin zitten acht docenten Nederlands van middelbare scholen en daarnaast zitten er vier vakexperts in, onder wie ik, die lesgeven aan het hbo of aan de universiteit. Mijn rol verschilt niet ten opzichte van die van de overige leden. In eerste instantie hebben we een karakteristiek voor het schoolvak Nederlands opgesteld; daarin staat op hoofdlijnen waar het vak over gaat. Van daaruit zijn we nu in wisselende samenstellingen het curriculum opnieuw aan het opbouwen. Dat betekent dat we continu afwegingen moeten maken. Gelukkig stimuleert Windesheim mij in mijn rol in de vakvernieuwingscommissie en detacheren ze mij daarvoor een dag in de week.’
In de conclusie van de Startnotitie Nederlands, één van de belangrijke bronnen voor de vakvernieuwingscommissie, staat: “De herzieningen zullen ervoor moeten zorgen dat er allereerst meer samenhang komt tussen domeinen van het vak én tussen de examenprogramma’s onderling.” Kun je daar iets meer over vertellen?
‘We streven ernaar om de verschillende domeinen van het schoolvak, zoals letterkunde, taalkunde en taalbeheersing, en de taalvaardigheden meer geïntegreerd aan te bieden. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat leerlingen beter leren lezen als ze ook schrijven en andersom. We hopen dat het vak daardoor meer bijdraagt aan bewuste geletterdheid. Daarmee bedoelen we dat leerlingen bewuste keuzes leren maken over het inzetten van hun taalvaardigheid en dat hun literaire competentie wordt vergroot. Hoe we deze domeinen in het examenprogramma opschrijven, ordenen en verbinden is dus cruciaal om de samenhang in de klas te bevorderen.’
Hoe komt dat terug in jullie eigen onderwijsprogramma op Windesheim?
‘Grappig dat je dat vraagt! Ook wij hebben net ons curriculum vernieuwd. In onze vakken streven wij ernaar om dwarsverbanden te creëren tussen letterkunde, taalkunde en taalbeheersing. In de cursus Taalbeschouwing 2 kunnen studenten bijvoorbeeld poëzie inzetten om er taalkundige analyses op los te laten. Maar we willen niets forceren; zo geven we bijvoorbeeld ook een vak dat gedeeltelijk over het literaire bedrijf gaat en dat past alleen bij het domein letterkunde.’
Hoe zie jij het vak Nederlands op de middelbare school van de toekomst?
‘Ik keek al een beetje op tegen deze vraag, omdat-ie natuurlijk ontzettend moeilijk te beantwoorden is. Laat ik voor mijzelf spreken. Ik hoop dat mijn toekomstige kinderen - en liever nog de leerlingen die nu al op de middelbare school zitten - Nederlands als een mooi vak zien dat breder is dan dat trucje dat je moet kennen om het eindexamen te halen. Ik hoop dat ze beter zien wat Nederlands inhoudt, dat het én letterkunde én taalkunde én taalbeheersing is. Tot slot hoop ik vooral dat leerlingen leren genieten van de schoonheid die de taal bevat en dat ze zich goed leren uiten, zodat ze in de maatschappij nog beter beslagen ten ijs komen. Dat gun ik ze van harte.’
Met die opmerking ronden we het gesprek af. De route die hij heeft afgelegd van de havo naar zijn huidige baan en de manier waarop hij theorie en praktijk verbindt, hebben mij zeer geïnspireerd. Zulke gepassioneerde mensen als Douwe hebben we hard nodig om ook voor de toekomstige generaties goede docenten Nederlands op te leiden.
Laatst gewijzigd: | 22 mei 2024 12:54 |