‘Mijn onderzoek moet maatschappelijk relevant zijn’
Mieke Breukelman, 26 jaar, doet promotieonderzoek in het Radboudumc naar gesprekken in het ziekenhuis tussen zorgprofessionals en kinderen of jongeren en hun ouders. Die gesprekken gaan over onzekerheid in de transgender- en interseksezorg. ‘Ik hoop dat ik iets kan betekenen voor zorgverleners, kinderen/jongeren en ouders die tegen onzekerheid aanlopen.’
Door: Douwe Wilts
Toen Lisa van Ginneken namens D66 als eerste transgender persoon in de Tweede Kamer kwam, deed mij dat goed. De bedreigingen die zij tot op de dag van vandaag over zich heen krijgt, laten echter zien dat we er nog lang niet zijn. Daarom ben ik heel benieuwd naar het online gesprek met Mieke Breukelman, zij doet onderzoek naar de zorg voor jongeren die worstelen met gender of geslacht. Terwijl ik wacht tot zij opneemt, vraag ik mij af hoe zij als neerlandica in de medische wereld is terechtgekomen.
Waarom ben je Nederlands gaan studeren?
‘In eerste instantie wilde ik Duits studeren, maar omdat ik niet speciaal voor een open dag voor Duits helemaal vanuit Hardenberg naar Groningen wilde komen, besloot ik ook de voorlichting voor Nederlands te bezoeken. Duits leek mij, in vergelijking met Nederlands, een wel erg kleine studie. Daarnaast bleek dat Nederlands een stuk breder was dan alleen maar literatuur, grammatica en drogredenen. Zodoende heb ik mij daarvoor aangemeld.’
Wanneer kwam je erachter dat je het onderzoek in wilde?
‘Voor mijn bachelorscriptie onderzocht ik door middel van gespreksanalyse de interactie tussen docenten en leerlingen op het vmbo. Ik vond het leuk om te doen en mijn docent gaf aan dat ik talent had voor het onderzoek. Die wees mij op de Research Master Linguistics en schreef daarvoor een aanbevelingsbrief. Gelukkig mocht ik de opleiding volgen. Als het maar even kon, gebruikte ik gespreksanalyse in de onderzoeksopdrachten voor deze master. Daar had ik ontzettend veel plezier aan en dat gaf mij de motivatie om de master af te ronden.’
Tegenwoordig doe je promotieonderzoek. Waar gaat dat over?
‘Ik onderzoek gesprekken tussen zorgverleners en kinderen en hun ouders in de transgender- en intersekse-zorg. Je sekse is je biologisch ‘toegewezen’ geslacht en gender gaat over hoe je je voelt. Bij sommige mensen, zoals Raven van Dorst is het geslacht bij de geboorte niet helemaal duidelijk. Ook zijn er mensen die ‘biologisch’ man zijn, maar zich vrouw (of non-binair) voelen en vice versa. Rond die thema’s leven veel twijfels. Daarbij moet je niet alleen denken aan onzekerheid over hoe de behandeling uitpakt, maar ook politieke, religieuze en ethische dilemma’s. Daarnaast gaat het ook nog eens over kinderen en jongeren die sowieso al een kwetsbare doelgroep vormen. Dat brengt extra onzekerheid met zich mee. Door middel van gespreksanalyse onderzoek ik hoe onzekerheid tot uiting komt in die gesprekken.’
Hoe ziet je werkdag eruit?
‘Dat verschilt. Een dag per week geef ik onderwijs. Ik geef vakken over gespreksanalyse aan studenten Nederlands en Communicatiewetenschappen. In het begin was dat lastig te combineren en snoepte het daarmee ook wel het nodige van mijn onderzoekstijd af. Gelukkig krijg ik het onderwijs beter in de vingers en daardoor blijft er meer tijd over voor mijn onderzoek.
Daarnaast ben ik veel tijd kwijt geweest aan het krijgen van toestemming van de ethische commissie in het ziekenhuis. Dat was erg lastig. De kinderen en jongeren die aan mijn onderzoek deelnemen, vormen, ook door hun leeftijd, een kwetsbare doelgroep. De gevoeligheden rond transgenderzorg waren een extra drempel. Tot slot bestond de ethische commissie vooral uit medici, die doorgaans geen idee hadden van wat gespreksanalyse inhield.
Tegenwoordig ben ik veel tijd kwijt met het lezen van stukken en het beantwoorden van mails. Ook bel ik met ouders en zorgverleners om uit te leggen wat voor onderzoek ik doe en ze te vragen of ze mee willen werken. Daarnaast loop ik inmiddels ook geregeld rond in het kinderziekenhuis met een camera en een statief om opnames te maken van gesprekken tussen zorgverleners en kinderen en hun ouders. Vandaag ga ik toevallig de elfde opname maken. Ondanks dat ik al meer dan een jaar bezig ben, staat er van het proefschrift zelf nog geen letter op papier, maar dat komt vast snel.’
Je doet promotieonderzoek binnen een team. Kun je dat schetsen? Wat is je rol in dat team?
‘Het is een heel interdisciplinair team en dan ook nog eens verspreid over twee centra. Vanuit Amsterdam maken een psychiater, een psycholoog en een andere promovendus deel uit van het team. Hier in Nijmegen bestaat het uit een andere psycholoog, een ethicus, een taalwetenschapper en ik. Voordat ik begon heeft dat team al een onderzoeksvoorstel geschreven. Daarin stond dat ik zestig consulten op moest nemen en twintig gesprekken tussen zorgverleners onderling. Gelukkig kan het ook wel met minder. Daarnaast geven ze feedback op de onderzoeksopzet en uiteindelijk ook op het proefschrift.
De vraag wat mijn rol is vind ik een lastige, omdat ik daar zelf ook nog wel wat zoekende in ben. In eerste instantie dacht ik dat ik de leerling was en dat ik moest doen wat zij mij vertelden. Ik zit echter fulltime in dit onderzoek, terwijl het voor mijn collega’s een van de projecten is waar ze mee bezig zijn. Daardoor ben ik inmiddels veel meer een kartrekker geworden en daar leer ik een boel van.’
Wat is je persoonlijke drijfveer in dit onderzoek?
‘Ik wil iets onderzoeken wat maatschappelijk relevant is. Ik heb al langere tijd interesse in transgenderzorg. Ik ben sowieso heel erg begaan met minderheidsgroepen die te maken krijgen met discriminatie. Ik kan daar slecht tegen. Hoewel ik ook wel besef dat dit geen wereldveranderend onderzoek gaat zijn, hoop ik toch dat ik iets kan betekenen voor zorgverleners, kinderen/jongeren en ouders die tegen onzekerheid aanlopen als het gaat om gender en sekse. Daarnaast ben ik door mijn scripties en de research master een nerd geworden in de gespreksanalyse.’ ‘Wat dat betreft kun je je nerderigheid prima kwijt in dit onderzoek’, zeg ik. ‘Inderdaad’, zegt ze, terwijl we beiden in de lach schieten.
Veel studenten zien op tegen de onzekerheid en concurrentie binnen het onderzoek. Het beeld is dat je wel heel goed moet zijn om een onderzoekssubsidie binnen te harken en dan lukt het vaak nog niet. Hoe heb jij dat ervaren?
‘In eerste instantie had ik absoluut niet de ambitie om het onderzoek in te gaan, laat staan een PhD te doen. Mensen vertelden me dat ik daarvoor zo hard moest werken dat ik mezelf voorbij zou lopen en bovendien zou ik veel moeten netwerken. Dat zag ik niet zitten. Ik heb geluk gehad en gaandeweg kantelde dat beeld. Het uiten van mijn enthousiasme bleek zoveel belangrijker dan het halen van hoge cijfers. Tegen de huidige studenten zou ik dan ook willen zeggen: als je begeesterd bent over een vak of over je scriptieonderzoek, laat dat dan blijken bij je docent. Mijn ervaring is dat wetenschappers heel blij zijn als er jonge onderzoekers in hun vakgebied bijkomen. Ze willen je dan van alles leren.’
Wat een prachtig gesprek, denk ik, terwijl ze ophangt. Haar onderzoek laat de maatschappelijke relevantie van de neerlandistiek perfect zien.
Laatst gewijzigd: | 03 november 2023 11:18 |