Humor in de rechtszaal, en hoe de letteren van dienst kunnen zijn
Ze zijn er in overvloed: rechtszaken waarbij een komiek, cartoonist of gebruiker van sociale media voor de rechter is gedaagd vanwege van een onwelgevallige grap, meme of cartoon. Universitair hoofddocent Europese Cultuur en Literatuur dr. Alberto Godioli werkt aan een toolkit voor (en met) rechters, zodat zij hun besluiten zo afgewogen mogelijk kunnen nemen.
Tekst: Lieke van den Krommenackers | Foto's: Henk Veenstra
Stel, je hebt een klein neefje dat geboren is op 11 september 2009. En je geeft hem voor z’n derde verjaardag een T-shirt met op de voorkant de woorden: Je suis une bombe (vrij vertaald: ik ben de bom) en op de achterkant zijn naam en geboortedatum – in dit geval: Jihad (een veel voorkomende naam in de Arabische wereld die ‘inspanning’ betekent en niet specifiek 'heilige oorlog'), geboren op 11 september. En stel, je vraagt je zus – de moeder van het neefje – om haar zoontje in dit T-shirt naar de peuteropvang te sturen, en zij stemt toe. Ben je dan strafbaar vanwege de verheerlijking van terrorisme, of heb je ‘slechts’ een onsmakelijke grap gemaakt die valt onder de vrijheid van meningsuiting? En hoe kom je als rechter in zo’n geval tot een weloverwogen besluit?
Nou, dan zou je kunnen aankloppen bij Alberto Godioli en zijn onderzoeksteam. Godioli, universitair hoofddocent Europese Cultuur en Literatuur aan de Rijksuniversiteit Groningen, leidt Humour in Court: een door de NWO gefinancierd onderzoeksproject gericht op humor in de rechtbank. Meer specifiek: humor in de rechtbank in de context van vrijheid van meningsuiting. ‘We kijken naar rechtszaken over bijvoorbeeld laster, haatzaaien of auteursrecht waarin grappen, memes, cartoons en andere vormen van humor centraal staan,’ zegt Godioli. ‘Onze focus ligt op interpretatie: hoe ga je als rechter nou om met het feit dat een grap door verschillende mensen op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd?’
Toolkit
Samen met juridische professionals van over de hele wereld, Godioli en zijn collega’s werken aan een ‘toolkit’ met richtlijnen die rechters moet helpen om een zo welingelicht mogelijke uitspraak te doen. Het doel is niet om tot een one size fits all-benadering te komen die rechters in staat stelt objectief de exacte betekenis van een grap te bepalen. ‘We willen ze handvatten geven waarmee ze zoiets subjectiefs als een grap op een meer systematische manier kunnen beoordelen,’ zegt Godioli.
Dit betekent, betoogt Godioli, dat een grap in een bredere context moet worden bekeken. Wordt er een vorm van beeldspraak gebruikt? Is er sprake van absurdisme? Past de grap in een bepaalde trend? Voor welk publiek is de grap bedoeld? En kunnen we redelijkerwijs aannemen dat het beoogde publiek in meerderheid snapt dat het om een grap gaat?
Godioli: ‘Om tot een evenwichtige beoordeling van een omstreden grap te komen, zijn meerdere contextuele elementen van belang. Toch varieert de mate van aandacht die aan deze elementen wordt besteed sterk per rechtszaak.’ En dit is precies waarom een vakgebied als rechten zo veel kan hebben aan de letteren, cultuurstudies en andere geesteswetenschappen: ‘Daar draait alles om context en interpretatie.’
Tegenstrijdige oordelen
Even terug naar het neefje en zijn T-shirt. Deze waargebeurde zaak, berecht door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens als ‘ZB vs France’, speelde zich af in de buurt van Avignon en deed nogal wat stof opwaaien. Ze is een treffend voorbeeld van hoe complex humor en het recht zich tot elkaar verhouden; in de lange reeks van rechtszaken die volgden op de dag dat het neefje in zijn nieuwe T-shirt op de opvang verscheen (de schooldirecteur trok bij de burgemeester aan de bel en van het een kwam de rechtbank), oordeelden verschillende rechters anders – en tegenstrijdig.
Godioli: ‘In de eerste ronde won ZB, omdat de rechtbank in Avignon oordeelde dat het weliswaar om een hele slechte grap ging, maar niet om verheerlijking van terrorisme.’ De rechter kwam onder meer tot deze conclusie omdat er geen banden waren tussen ZB en een terroristische organisatie. De tegenpartij ging in hoger beroep en werd in het gelijk gesteld. Het Hof van Beroep veroordeelde ZB tot een boete van €4000,- en twee maanden voorwaardelijk, plus €2000,- boete en een maand voorwaardelijk voor Jihads moeder; een uitspraak die werd overgenomen door het Europese Hof in Straatsburg.
Zwarte humor
‘Los van wie je vindt dat er gelijk heeft,’ zegt Godioli, ‘is een aantal aspecten van deze grap niet in beschouwing genomen.’ Hij noemt het feit dat harde grappen over Moslims na 9/11 meer in zwang zijn geraakt, waaronder grappen van komieken met een moslimachtergrond die op ironische wijze gebruikmaken van islamofobe clichés. Zo begon de Britse stand-up comedian Shazia Mirza kort na de aanslagen van 11 september haar shows met de zin: ‘Mijn naam is Shazia Mirza. Tenminste, zo staat het op mijn pilotenbrevet.’
Godioli: ‘Dit is een vorm van zwarte humor die het idee dat alle Moslims terroristen zijn tot het tegendeel is bewezen, op de hak neemt. De kans bestaat dat ZB, net als Mirza iemand met een Moslimachtergrond, op z’n eigen en onsmakelijk manier ook zo’n soort grap heeft willen maken.’ Ook het medium dat ZB koos voor zijn grap, is niet nader onder de loep genomen. ‘Als je terrorisme wilt verheerlijken en mensen wilt bekeren tot het Jihadisme, is het dan logisch om dat te doen door je kleine neefje een T-shirt te geven?’
Dit alles wil niet noodzakelijkerwijs zeggen dat de rechter tot een compleet andere uitspraak had moeten komen, benadrukt Godioli. ‘Ik pleit alleen voor een genuanceerde en aandachtige interpretatie van zulke grappen. Dat is van belang, omdat een rechterlijk besluit kan leiden tot precedentwerking.’
Online bedreigingen
De onderzoeker kiest zijn woorden voorzichtig en dat doet hij niet voor niks. Toen er in 2021 een vacature voor een postdoc-kandidaat voor Godioli’s onderzoek verscheen, schreef journalist Roderick Veelo een gepeperde column in De Telegraaf. Veelo’s punt: Godioli zou met zijn onderzoek de vrijheid van meningsuiting aan banden willen leggen. De publicatie leidde tot een stroom aan beledigingen en bedreigingen op – toen nog – Twitter, aan het adres van Godioli.
‘Hij heeft nogal selectief gelezen,’ zegt Godioli, terugkijkend. ‘Het onderzoeksproject heette toen nog Forensic Humour Analysis: Rethinking Offensive Humour and Its Legal Regulation. Hij viel heel erg over het woord ‘regulering’, dat in juridisch taalgebruik niets anders betekent dan ‘omgaan met’. Waar het in de kern dus gaat over het heroverwegen van de omgang met beledigende humor in de rechtszaal, heeft deze columnist besloten dat het allemaal gaat over het censureren van humor en het cancelen van comedians.’
Terwijl: in de vacature stond expliciet vermeld dat er wordt samengewerkt met organisaties en onderzoekscentra die zich juist hard maken voor de vrijheid van meningsuiting. Om er een paar te noemen: het Global Freedom of Expression-centrum van Columbia University, UNESCO en Cartooning for Peace behoren allemaal tot de belanghebbenden van het project. Zo is in de loop der tijd een groot internationaal netwerk ontstaan van juristen, rechters, advocaten, mensenrechtenorganisaties, kunstenaars en cartoonisten. Dit netwerk wordt gehost door ‘ForHum: Forum for Humor and the Law,’ een website die Godioli oprichtte samen met de Amerikaanse hoogleraar Rechten Laura Little. Hierop wordt onder meer een ‘levende database’ met relevante rechtszaken bijgehouden.
Ironisch genoeg bevestigt het Veelo-voorval precies Godioli’s punt: context is alles. De kwestie liep, na een paar angstige dagen, met een sisser af. In mei van dit jaar presenteerden Godioli en Little ‘hun’ ForHum website tijdens de UNESCO World Press Freedom Day. En in juli verscheen een rapport over humor-gerelateerde jurisprudentie voor Global Freedom of Expression, met Godioli als co-auteur.
Een definitieve versie van de toolkit met richtlijnen volgt naar verwachting begin 2025. Daar wordt door alle betrokkenen reikhalzend naar uitgekeken, en dat is niet zo gek, verklaart Godioli: ‘Er is echt een overvloed aan rechtszaken die te maken hebben met humor en satire. We hebben nauwelijks tijd om alles bij te houden.’
Meer informatie
Het team ‘Humour in Court’ bestaat uit Alberto Godioli (Principal Investigator), Jennifer Young en Matteo Fiori (postdoc-onderzoekers), Melissa Luypaers (promovenda) en Elene Amiranashvili (onderzoeksassistent).
Kijk voor meer informatie op de ForHum website.
Lees het Global Freedom of Expression-rapport over rechtszaken over humor en vrijheid van meningsuiting.
Laatst gewijzigd: | 02 mei 2024 13:07 |
Meer nieuws
-
08 oktober 2024
Passie voor duurzame mode
De Chileense journalist María Pilar Uribe Silva wijdde al haar halve leven aan het verduurzamen van de kledingindustrie. Deze zomer startte ze haar PhD aan de RUG. ‘Ik denk dat het kán, een duurzamere en rechtvaardigere kledingsector. Wat we nodig...
-
08 oktober 2024
De tong volgen
Thomas Tienkamp en Teja Rebernik leggen uit hoe fundamenteel onderzoek naar articulatie kan helpen om spraakstoornissen te verklaren en in de toekomst mogelijk kan bijdragen aan het herstel van mensen met spraakstoornissen.
-
01 oktober 2024
Komt er een vrouwelijke Amerikaanse president?
Historicus Jelte Olthof is geïnteresseerd in het ontstaan, de werking en de invloed van de Amerikaanse Grondwet. Hoe functioneert een grondwet uit 1787 in het hedendaagse Amerika? Een Amerika dat snel verandert en waar in 2024 wellicht voor het...