Skip to ContentSkip to Navigation

Breaking the cycle

The effects therapeutic intervention techniques on cognitive and affective processes in individuals vulnerable to depressive relapse
Promotie:M.E. Besten
Wanneer:21 november 2024
Aanvang:12:45
Promotors:prof. dr. M.J. (Marie-José) van Tol, dr. M.K. (Marieke) van Vugt, prof. dr. A. Aleman
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Breaking the cycle

Interventietechnieken om terugval na een depressie te voorkomen

Mensen die een depressie hebben gehad, lopen een groot risico op terugval in een nieuwe depressie. Het onderzoek van Marlijn Besten richt zich op de kwetsbaarheid voor zo’n terugval en mogelijke therapeutische interventies. Zij keek daarbij ook naar preventieve cognitieve therapie en de techniek van het ‘positief fantaseren’ op factoren die een rol spelen bij het risico op depressieve terugval.

De onderzoeksresultaten tonen aan dat mensen minder piekeren en een betere stemming hebben na tien minuten oefenen met de therapeutische interventietechniek ‘positief fantaseren’, vergeleken met na een stressvolle situatie. Daarnaast kan preventieve cognitieve therapie, een psychologische behandeling die effectief is gebleken in het verminderen van depressieve terugval, de positieve cognitieve reactiviteit versterken in mensen die eerder depressief zijn geweest. Dit verwijst naar de neiging om meer positief of meer helpend te denken in reactie op een bepaalde stemming of gebeurtenis. Preventieve cognitieve therapie leidde ook tot minder negatieve emoties in reactie op negatieve stimuli. Hoewel deze veranderingen waarneembaar waren in gedrag, was er geen verband met veranderingen in hersenconnectiviteit na preventieve cognitieve therapie.

Er is ook gekeken naar de mogelijkheden om objectieve maten, zoals informatie over het frequent en consistent invullen van dagboekmetingen als een mogelijke maat voor cognitieve controle, te gebruiken om meer inzicht te krijgen in de gevoeligheid voor depressieve terugval. De resultaten lieten echter geen eenduidig resultaat zien, waardoor verder onderzoek nodig is om te kunnen bepalen of informatie over het invullen van dagboekmetingen in de toekomst gebruikt zou kunnen worden als maat voor doelgericht gedrag en cognitieve controle.