Directeur RC vertrekt naar SURF

Afscheidsinterview met Wim Liebrand

Frank den Hollander  f.j.denhollander@ub.rug.nl
Kristien Piersma  k.i.piersma@rc.rug.nl

Wim Liebrand, directeur van het RC en schrijver van de brieven aan ‘Beste Alex’ in Pictogram, verruilt deze werkzaamheden voor een functie als directeur van de stichting SURF. Een afscheidsinterview over de toekomst van de wetenschappelijke informatievoorziening, een fusie tussen UB en RC, en koken met behulp van het internet.

Wie is Wim Liebrand?

Ik ben in 1949 geboren in Silvolde, in de Achterhoek. Na de middelbare school ben ik eerst naar de ALO gegaan, omdat ik in het laatste jaar van de HBS-B een filmpje zag waarin jongens en meisjes in de zon liepen te sporten en allerlei dingen deden die ik best wel aardig vond. Maar toen bleek in het tweede jaar dat je daar alleen maar mee voor de klas kon, en dat lag me niet zo. Ik moest MMS-meisjes les geven en kwam binnen in een groen trainingspak met gele strepen. Die meisjes kregen in no time de slappe lach! Ik kon er geen baas meer over worden, en ben uit de les gehaald!
Toen dacht ik: het wordt hoog tijd dat ik psychologie ga doen, om de mensen beter te kunnen begrijpen. Binnen de psychologie is een kleine groep die zich bezighoudt met statistiek en wiskunde en zo, en dat trok me eigenlijk veel meer. Ik heb toen ook heel wat uren op het oude RC doorgebracht met ponskaarten, en de CYBER.

SURF

Per september word ik dus directeur van SURF. SURF werkt voor ongeveer zestig HBO-instellingen en veertien universiteiten. Het is een overkoepelende stichting die een tweetal dochters heeft: SURFnet en SURFdiensten. SURFnet is verantwoordelijk voor ontwikkeling, beheer en exploitatie van de kabelinfrastructuur, en SURFdiensten voor licenties van softwareapplicaties die in het hoger onderwijs in Nederland gebruikt worden.
SURF zelf heeft dan nog weer een aantal zogeheten programmalijnen: wetenschappelijke infovoorziening, automatisering en beheer, sinds kort ook TrustSURF, dus authenticatie, chipcards, en niet te vergeten SURFeducatie<F>. Dat zijn allemaal instanties en instellingen waar je op landelijk niveau het ICT-beleid voor het hoger onderwijs kunt gaan vormgeven. Dat vind ik belangrijk en dat is dan ook wat me in die baan trekt.
Ik blijf hier hoogleraar ICT, voor één dag per week. Bij SURF heb ik een 8/10 aanstelling, ik ga dan op vrijdag naar Groningen. We hebben een flat in Utrecht gehuurd en gaan het experiment aan om drie, vier dagen in Utrecht te wonen, en drie, vier dagen in Haren. Mijn vrouw vindt het ook wel interessant om eens te kijken of dat lukt. Het alternatief is vier uur per dag in de trein zitten, daar heb ik geen zin in.

Hoe kijkt u terug op uw jaren bij het RC?

Ik ben al vijfentwintig jaar in dienst bij de universiteit, maar dit is ongetwijfeld een van de leukere perioden geweest. Dat komt omdat je toch een jonge groep van ongeveer honderd enthousiaste mensen aan het werk hebt gezien, die niet te beroerd waren nieuwe wegen in te slaan die die rare hoogleraar even kwam bedenken.
Zo’n nieuw gebouw is natuurlijk een hoogtepunt, maar ook de Nestor-omgeving, de visualisatie en High Performance Computing, het kenniscentrum, GNIX, die zijn toch gewoon hier gerealiseerd in de afgelopen jaren.

Zo zijn er dus een aantal dingen opgestart, maar ik had eigenlijk nog heel graag een jaartje hier gewerkt om dingen te kunnen afronden. We zijn er wel in geslaagd om zo ongeveer alle deadlines op 1 september 2001 te zetten. Per die datum hebben alle studenten een e-mailadres, zal de Nestor-omgeving in gebruik worden genomen, en eigenlijk hadden we dan ook al het HPC- en Visualisatiecentrum willen openen. Die voorziening staat nu nog in dit gebouw en is operationeel, maar de echte CAVE wordt pas bij de oplevering van de Zernikeborg in gebruik genomen.

Wat worden de belangrijkste taken voor SURF, komende jaren?

Er verandert veel op het gebied van hoger onderwijs. De bachelor-master-structuur zit er aan te komen, en als je het bekijkt op een termijn van een jaar of vijf dan zal er toch een nauwere samenwerking te zien zijn tussen HBO en universitair onderwijs. Dat betekent dat je als Stichting SURF bijvoorbeeld moet gaan nadenken of de administratieve systemen die we nu hanteren daarop zijn toegesneden. Het antwoord is natuurlijk volmondig ‘nee’.
Alleen al binnen de RUG hebben we iets van zevenentwintig verschillende databestanden die allemaal met onderwijs, inschrijving, voortgang et cetera te maken hebben, en die niet met elkaar communiceren. Dat geeft een groot probleem. Wat dat betreft is het eigenlijk wel mooi dat voor het uitrollen van Nestor de deadline van 1 september 2001 was gesteld, dan moeten al die systemen zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat ze met elkaar kunnen werken. Dat vergt overwerk bij het RC, bij de BIV, de onderwijsbureaus…

Flexibeler

Op landelijk niveau moeten we gaan denken vanuit de student. Die wordt flexibeler, kan onderwijs op de verschillende HBO-instellingen tegen elkaar uitruilen. Hij moet vrij makkelijk van Eindhoven naar Leeuwarden kunnen switchen, dus dat betekent dat ook die administraties zo moeten zijn ingericht dat je je studiepunten meeneemt. Het hele nieuwe bekostigingsmodel voor het HBO is daar ook op afgestemd.
Op termijn van drie, vijf jaar zul je zien dat ook de universiteiten behoefte krijgen aan te sluiten op die systemen. Ook die studenten zullen flexibeler worden. Het is makkelijker om in Leeuwarden een cursus te volgen terwijl je in Groningen zit. Dat kan voor een deel ook buiten kantooruren om. Ik pleit hier niet voor volledig virtueel onderwijs hoor, maar je ziet wel dat die bewegingen zullen gaan optreden. En dan heb je natuurlijk onmiddellijk de vraag: ‘wie zit er aan de andere kant van de lijn?’ Is een username/password-constructie voldoende, moet je even checken wat het telefoonnummer is, of moet je meteen de bank- of chipkaart uitlezen? Dus ook op dat terrein verwacht ik veel veranderingen, met name op onderwijsgebied, voor de stichting SURF.
Voor SURFnet ligt er een grote taak te zorgen dat alle werkplekken thuis, alle studentplekken, kamers, studentenverenigingsgebouwen, ook aangesloten worden op de backbone-infrastructuur. Je ziet nu her en der in Nederland initiatieven ontstaan: Kenniswijk, Fiber to the Dormitory. Dat zijn dingen die breed moeten worden uitgerold. En het is niet alleen van belang voor studenten maar ook voor bibliotheken.

Hoe innig is de samenwerking van UB en RC?

Als directeur van Eccoo heb ik een tijdje op de UB ‘gewoond’, en door de briefwisseling ‘Beste Wim/Beste Alex’ in Pictogram is er wat ‘ontstaan’, zullen we maar zeggen. Er groeide iets!
Over vijf jaar zal de bibliotheek natuurlijk niet meer bestaan in haar huidige vorm. Maar dat geldt ook voor het RC. De revoluties in ICT-land gaan ongeveer volgens een cyclus van vijf jaar. Na zo’n periode is er sprake van een nieuwe technologie, dat kun je terugrekenen naar de vijftiger jaren. Die technologie verandert de manier van wetenschappelijke informatievoorziening, van communiceren met elkaar. En dat zijn toch zaken waar UB en RC zich mee bezighouden.
Willen wij beiden nog iets betekenen op het gebied van onderwijs en onderzoek dan zullen we met die veranderingen moeten meegaan – sterker nog: vooruitlopen op die veranderingen. Je bent bijvoorbeeld minder fysiek aan de plek gebonden, en misschien ook wel aan het tijdstip.

In de bibliotheek van nu is de rol van de uitgevers nog steeds heel groot. Ik vraag me af of dat over vijf jaar nog zo dominant is, dat uitgevers tot het uiterste gaan om die prijzen zo op te drijven. Want wij hebben alle kaarten in handen: wij maken en produceren die kennis en hebben haar zelf nog nodig ook, dat zijn toch ijzersterke argumenten om tot een andere verhouding met die uitgevers te komen.
De bibliotheekraadpleging en –ondersteuning vindt toch meer plaats op de plek waar je dat nodig hebt. En ook voor de ondersteuning vanuit het RC zul je moeten inspelen op mobiele consumenten. Die glasfiberinfrastructuur en die zendmasten zul je allemaal wel nodig hebben, maar over vijf jaar zijn de computers weer zo vele malen kleiner geworden en heb je echt een integratie van een organizer, pc en misschien ook nog wel een tv. Dat zijn technologische ontwikkelingen die invloed hebben op de manier waarop je met elkaar omgaat.

Moeten RC en UB fuseren?

>Over een jaar of vijf staan UB en RC met een grote voet in de werkkamers van de medewerkers<

(lacht) Dat zou heel mooi zijn, en dat zou ik ook aan mijn collega Klugkist voorstellen als ik nog in functie bleef! Nee, je moet natuurlijk wel de expertise opgebouwd in beide instellingen waarderen. Of dat gelijk een merger moet worden, dat denk ik niet, een strategisch samenwerkingsverband hebben we feitelijk al. Maar het zou bijvoorbeeld heel mooi zijn om in één gebouw te zitten.
Over een jaar of vijf staan UB en RC met een grote voet in de werkkamers van de medewerkers. De vraag is dan of je überhaupt nog een groot centraal gebouw nodig hebt waarin iedereen bij elkaar zit, inclusief alle tijdschriften en boeken. Als ik zeg dat het mooi zou zijn dat UB en RC in één gebouw zouden zitten, dan gaat het over de kern van die expertise, de spin in het web.

Als op termijn van vijf of tien jaar heel veel wetenschappelijke informatie digitaal is (ik zal niet zeggen alles), dan is even de vraag of je al die digitale informatie, al die disks en media waarop dat alles is opgeslagen, in één gebouw moet leggen. Je spreekt dan over een server en waar die staat is niet relevant.
Een van de lessen die je ook kunt leren uit al die ICT-revoluties is dat al die ontwikkelingen niet te voorspellen zijn. Als je tien jaar geleden had gezegd dat iedereen geld uit de muur trok, werd je voor gek versleten. Hetzelfde geldt voor mobiele telefoons, en twaalf, dertien jaar geleden was internet nog niet eens uitgevonden.

Verwacht u veel van de elektronische leeromgeving, Nestor, per september?

De hele voortgangsadministratie zit er in, en per 1 september zal iedereen er aan geloven. Dit is natuurlijk een majeure overgang. Op het moment dat je je inschrijft in ISIS, zit je in de Nestor-organisatie. En dan mag je best nog wel eens een keer overstappen van biologie naar godgeleerdheid of omgekeerd, maar je zit gewoon in dat systeem.

ICT-scholing

Wat best een dwingender karakter had mogen hebben de afgelopen jaren, is de opleiding van docenten op het gebied van ICT. Er zijn er die voorop lopen, en die het allemaal kunnen, maar er zijn er teveel die zeggen: ‘ach, dat kan ik wel’. In de praktijk blijkt dan dat de eerste de beste jongens en meisjes in de klas vele malen beter met die techniek kunnen omgaan.
Er zijn maar enkele faculteiten die nu een plan hebben waarbij in de komende jaren echt alle docenten op ICT-cursus moeten. Eigenlijk had dat voor de hele universiteit moeten gelden. Ik heb wel getracht, door wat provocerende kreten in de pers te gooien, om daar iets aan te doen, maar dat is niet van de grond gekomen. Met name bij wijsbegeerte en godgeleerdheid is men nu zover dat men hier op cursus is geweest. Maar bij wis- en natuurwetenschappen zeggen ze: ‘dat kennen we allang’. In de praktijk is dat dus niet het geval.
Docenten die niet met hun studenten kunnen communiceren via Nestor moeten dat in hun functioneringsgesprek op hun broek krijgen. Er zijn natuurlijk altijd nog docenten die de ICT-voorzieningen niet gebruiken in hun onderwijs. Als iemand goed college kan geven en geen materiaal nodig heeft: prima, laat hem gewoon face-to-face onderwijs geven. Maar iemand zal toch moeten noteren wie college heeft gelopen en hoe het tentamen ging. En dat moet ook via Nestor.

In hoeverre moet je als UB en RC het recreatief computergebruik bevorderen?

Er kunnen uiterst belangrijke mededelingen worden verstuurd met Hotmail. Serieus: natuurlijk gaat er van alles over die kabels heen wat je niet zou willen weten. Maar je ondersteunt ook onderzoek en onderwijs, en daarvoor hebben we een RC en daarvoor hebben we SURF. Dat er dan dingen meekomen die je misschien niet had gewild, het zij zo.
Maar we hebben wel als onderwijsinstellingen in Nederland de taak om de mensen op te voeden. We mogen best aan anderen laten zien hoe het kan en moet. En we mogen ook best uitdragen dat de overheden hun verantwoordelijkheden hebben. En we mogen ook best cursussen aan asielzoekerscentra geven. Zolang dat maar niet de hoofdtaak wordt. Onderwijs is vooral een investering in de lange termijn.

Even persoonlijk: klopt het dat uw interesse is verlegd van zeilen naar vliegen?

Ik heb menig vlucht gemaakt en heb op het punt gestaan me te laten scholen als piloot, dus mijn vliegbrevet te halen. Maar dat kost veel tijd, en je moet elk jaar uren maken en het vliegen bijhouden. Dat ga ik nog wel eens doen, maar voorlopig niet. Ik kan het iedereen aanraden om eens in een Cessna zo’n vlucht te maken.

Welke bookmarks zitten er in uw browser?

Alta Vista Search gebruik ik nog vaak, en verder dingen als de Automatiseringsgids, Computable, Kranten.com. We hebben thuis De Volkskrant, omdat die voor zeven uur wordt bezorgd. Dan kom ik hier en dan kijk ik op Kranten.com om te zien of dat nieuws een goede weergave is van de werkelijkheid.
En ik heb veel references op het gebied van koken. Ik kook altijd op zaterdag, en daar trek ik ook een aantal uren voor uit. Ik ga naar de markt zonder dat ik weet wat ik ga koken. Dan koop ik vis of vlees en ga ik naar huis om in kookboeken of op het web te kijken wat je daarmee kunt doen. De manier waarop ik werk is: ik heb bijvoorbeeld tomaten en kip, en dan tik ik ‘tomaat en kip’ in in AltaVista. Dan krijg je de wereld aan recepten!En dan weer terug naar de winkel om de andere ingrediënten te kopen, dat is wel leuk.

Links:

Begin pagina


index Pictogram 4