Impact story: A vision on the knowledge infrastructure
Datum: | 31 augustus 2022 |
On the occasion of the AJSPH organsing an impact event 'Behind the scenes of academic impact' and saying farewell to Jochen Mierau as scientific director of the AJSPH, Hugo Backx, former director of GGD GHOR, shares his impact story. Read below and join us at the event on the 15th of September 2022 to get inspired, bring new insights, and celebrate!
(Dutch version below)
It is almost impossible to express an opinion about our healthcare system nowadays and not mention prevention. The importance of prevention is also clearly mentioned in the new Coalition Agreement. The previous Cabinet had already cleared the path for this by concluding the National Prevention Agreement (NPA: Nationaal Preventieakkoord).
Over the past few years, the societal pressure to commit more to prevention largely came from the world of academia. The foundation of the Aletta Jacobs School of Public Health (AJSPH) and the efforts of professors such as Jochen are great examples of this. Also in terms of prevention, knowledge is a fundamental condition to be able to have an effect and to actually promote health. It is therefore even more noteworthy that the necessity of a well-connected knowledge infrastructure has mostly been missing from the policy discussions that have been held on prevention. The understanding that a more intensive approach to prevention must be paired with the strengthening and development of the knowledge sphere around it is still insufficiently present among policymakers and managers. Over the past few years, the Ministry of Health, Welfare and Sport has attempted to pay more attention to the topic a few times through a number of knowledge platforms, but this has not led to a strong vision on this front. It seems as if people think that the knowledge bodies in the preventive field have their affairs in order by having authoritative institutions like the National Institute for Public Health (RIVM), the Netherlands Organisation for Health Research and Development (ZonMw), the regional Municipal Health Services, many knowledge institutions, the university medical centers, and universities of applied sciences and their lectors. But if you look further, you reach very different conclusions. A unanimous, critical image arises regarding the position of knowledge to benefit the promotion of health. Allow me to make a few suggestions for a new vision.
The most essential point of criticism is that the authoritative institutions that I mentioned above are very successful in gathering knowledge, but that this knowledge is insufficiently used in practice. This is, of course, a known phenomenon when it comes to knowledge and science. Yet in the world of public health, it is even more damaging. There, the connection between knowledge-gathering and practice is surely essential. Knowledge implementation is, therefore, a problem. It demands explicit attention from knowledge organizations, yet this happens too infrequently. It is apparently easier to gather new, substantive knowledge than to prioritize research into implementation and decision-making processes. In their respective visions, policy and management should steer towards this; they both have a great interest in making further use of knowledge investment.
That being said, the statement that there is enough knowledge and that we should focus more on its application is only partly true. The reality of public health is a complicated matter. By now, almost everyone is convinced that if you want to work on the health of citizens—and especially those with a structural health disadvantage due to their weaker societal position—then the circumstances in which citizens live are essential. Does the gathering of knowledge delve into this topic in sufficient depth? Has our knowledge sufficiently answered questions from practice on this topic? To ask the question is to give the answer. The knowledge infrastructure for the benefit of prevention is highly fragmented and is almost exclusively organized thematically. Moreover, researchers are still mainly rewarded for their own specialisms. This does not help much to achieve integrated knowledge development. More attention should be paid to this in a vision on the knowledge infrastructure.
Another bottleneck in the knowledge infrastructure should not be left out of an essay on the occasion of Jochen’s farewell: the manner in which we handle data. This also still often takes place in a fragmented manner and, although increasing amounts of data are being collected, they are too rarely connected and interpreted. The initiatives that Jochen has taken with Population Health Data NL are sorely needed and we must hope that he continues to make solid progress on this in his new position.
The knowledge infrastructure for the benefit of prevention is mainly steered and financed at a national level in this country. Meanwhile, the local and regional role in terms of prevention is growing. Of course, much has been invested over the past years to allow the practical field to contribute to drafting and formulating research tasks and local managers are being asked about what they need. But this is still very different from really being able to direct that research and to make decisions. I am convinced that the use of and managerial commitment to knowledge will increase if they have a real say in it. The same applies to the involvement of citizens in research. Big progress has been made in this arena, too, but I still doubt whether the perspective from which research is conducted reflects the perspectives of these citizens in all facets. If that happened, the need for integrated research would become much more apparent. In our regional approach to preventive policy, let us build a strong knowledge infrastructure of which the region is a co-owner.
Een visie op de kennisinfrastructuur
Hugo Backx
Adviseur Publieke Gezondheid (Geerts en Partners bv)
Een opvatting ventileren over ons zorgstelsel en het daarbij niet over preventie hebben, komt bijna niet meer voor. Het belang van preventie komt ook in het nieuwe regeerakkoord duidelijk naar boven. Het vorige kabinet had daarvoor de weg al fors gebaand met het sluiten van het Nationaal Preventieakkoord.
De maatschappelijke druk om meer in te zetten op preventie kwam de afgelopen jaren voor een belangrijk deel uit de kenniswereld. De oprichting van de Aletta Jacobs School of Public Health en de inspanningen van hoogleraren als Jochen zijn daar mooie voorbeelden van. Kennis is ook ten behoeve van preventie een absolute voorwaarde om effect te kunnen hebben en daadwerkelijk gezondheid te kunnen bevorderen. Het is des te opmerkelijker dat in de toegenomen beleidsdiscussies over preventie de noodzaak van een goed aangesloten kennisinfrastructuur vrijwel ontbreekt. Het besef dat een intensievere aanpak van preventie gepaard moet gaan met versterking en ontwikkeling van het kennisaanbod daaromtrent, leeft nog onvoldoende bij beleidmakers en bestuurders.Het ministerie van VWS heeft de afgelopen jaren wel pogingen gedaan om met een aantal Kennisplatforms het thema meer aandacht te geven, maar dit heeft niet geleid tot stevige visie op dit vlak. Het lijkt wel of men denkt dat de kennispartijen in het preventieveld hun zaken voldoende op orde hebben met gezaghebbende instituten als RIVM, ZonMw, de regionale GGDen, vele Kennisinstituten, de universitaire (medische) centra, de hogescholen met hun lectoren. Als je wat dieper kijkt, dan kom je tot heel andere conclusies. Dan ontstaat een unaniem kritisch beeld over de positie van kennis ten behoeve van gezondheidsbevordering. Laat mij een paar suggesties doen voor een nieuwe visie.
Het meest wezenlijke kritiekpunt is dat de gezaghebbende instituten waarover ik sprak, er zeer goed in geslaagd zijn om veel kennis te vergaren, maar dat die in de praktijk onvoldoende benut wordt. Dit is natuurlijk een bekend fenomeen als het om kennis en wetenschap gaat, maar in een wereld van Public Health is dit extra funest. De verbinding van de kennisvergaring met de praktijk is daarin immers essentieel. Kennisimplementatie is dus een probleem. Dat vergt expliciete aandacht van de kennisorganisaties maar dat gebeurt te weinig. Het is blijkbaar gemakkelijker om nieuwe inhoudelijke kennis toe te voegen dan voorrang te geven aan onderzoek naar invoering- en beslisprocessen. Beleid en bestuur zouden hier in hun visie op moeten aansturen, zij hebben een groot belang dat de kennisinvestering meer benut wordt.
De stelling dat er genoeg kennis is en dat het meer moet gaan om de toepassing ervan, gaat maar ten dele op. De praktijk van de publieke gezondheid is een complex gebeuren. Vrijwel iedereen is inmiddels er wel van overtuigd dat als je aan de gezondheid van burgers wilt werken – en zeker van hen die een structurele gezondheidsachterstand hebben vanwege hun zwakkere maatschappelijke positie – de omstandigheden waarin die burger zich bevindt essentieel zijn. Speelt de kennisvergaring hier voldoende op in? Heeft de kennis voldoende antwoord op de vragen uit de praktijk hierover? De vraag stellen is het antwoord geven. De kennisinfrastructuur t.b.v. preventie is erg versnipperd en vrijwel uitsluitend thematisch opgezet. En onderzoekers worden nog vooral vanwege hun specialisme beloond. Dat helpt een integrale kennisontwikkeling ook niet echt. In een visie over de kennisinfrastructuur zou hier meer aandacht voor moeten zijn.
In een essay ter gelegenheid van het afscheid van Jochen mag een ander knelpunt in de kennisinfrastructuur niet ontbreken: de wijze waarop wij met data omgaan. Ook dat gebeurt nog vaak versnipperd, er worden steeds meer data verzameld maar die worden nog te weinig gekoppeld en geduid. De initiatieven die Jochen met het Population Health Data NL heeft genomen zijn hard nodig en laten we hopen dat hij in zijn nieuwe functie daar stevige voortgang in gaat boeken.
De kennisinfrastructuur t.b.v. preventie wordt in ons land vooral landelijk gestuurd en gefinancierd. En dat terwijl de lokale en regionale rol voor preventie steeds groter wordt. Natuurlijk is er de afgelopen jaren veel geïnvesteerd om de praktijk mee te laten denken met het opstellen en formuleren van onderzoeksopdrachten en worden lokale bestuurders bevraagd waar zij behoefte aan hebben. Maar dat is nog wat anders dan echt sturing kunnen geven op dat onderzoek, keuzes kunnen maken. Ik ben er van overtuigd dat het gebruik en bestuurlijke commitment voor kennis zal toenemen als zij er ook daadwerkelijk iets over te zeggen hebben. Hetzelfde geldt ten aanzien van de betrokkenheid van burgers bij het doen van onderzoek. Ook hier zijn grote vorderingen gemaakt, maar of het perspectief van waaruit het onderzoek plaatsvindt ook in alle facetten dat van de burger is, betwijfel ik. Als dat zou gebeuren zou de noodzaak tot integraal onderzoek zich veel meer manifesteren. Laten we in de regionale aanpak van het preventiebeleid een stevige kennisinfrastructuur bouwen waarvan de regio (mede)eigenaar is.