Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Morphosyntactic transfer from German and English into Dutch in third language acquisition

A study on Dutch superlatives and two-verb clusters
Promotie:A. (Andreas) Hiemstra
Wanneer:24 februari 2025
Aanvang:11:00
Promotors:prof. dr. M.C. (Marije) Michel, prof. dr. E. Ruigendijk
Copromotors:G.J. (Greg) Poarch, PhD, dr. A. Schippers
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Morphosyntactic transfer from German and English into Dutch in
third language acquisition

De invloed van eerder geleerde talen op het leren van een derde taal

Andreas Hiemstra onderzocht voor zijn promotie hoe eerder geleerde talen invloed hebben op het leren van een derde taal (L3). De focus ligt op hoe Duitssprekenden met Engels als tweede taal (L2) en Engelssprekenden met Duits als tweede taal Nederlands leren. Wanneer leerders grammaticale regels van hun eerste (L1) of tweede (L2) taal toepassen op hun derde taal treedt bijvoorbeeld taaltransfer op. Twee belangrijke theorieën voorspellen deze transfer: de L2 Status Factor Hypothese stelt dat transfer vooral vanuit de L2 komt, terwijl het Typological Primacy Model voorstelt dat transfer afhangt van de mate van overeenkomst tussen de talen en de L3.

Hiemstra heeft deze theorieën getest met superlatieven en werkwoordgroepen in het Nederlands. Het Nederlands biedt twee vormen voor elke constructie. Bij superlatief bijvoorbeeld ‘natuurlijkste’ en ‘meest natuurlijke’’, en bij de werkwoordgroep zijn de constructies  ‘gedroomd heeft’ en ‘heeft gedroomd’ beide mogelijk. In tegenstelling tot het Nederlands, laat het Duits alleen ‘natürlichste’ en ‘geträumt hat’ toe, terwijl het Engels alleen ‘most natural’ en ‘has dreamed’ toestaat.

Met experimenten over zinsbegrip en productie toont Hiemstra aan dat geen van de theorieën de transferpatronen volledig verklaart. In plaats daarvan lijkt transfer af te hangen van factoren zoals taalvaardigheid, instructie en de frequentie van constructies. Dit ondersteunt een alternatief model, het Scalpel Model, dat meerdere invloeden in overweging neemt, naast taalovereenkomst of de volgorde van taalverwerving.

Hiemstra’s bevindingen tonen aan dat transfer varieert afhankelijk van de grammaticale structuur. Hij vond ook geen grote verschillen tussen hoe leerders zinnen verwerken en produceren. Hiemstra’s onderzoek biedt inzichten voor het onderwijzen van Nederlands als L3 in Duitstalige en Engelstalige gebieden.