Geloven verplicht
Promotie: | Dhr. T.J. (Tom) de Witt Hamer |
Wanneer: | 07 december 2017 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotor: | prof. dr. Y.B. (Yme) Kuiper |
Copromotor: | dr. H. Schijf |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Religie, Cultuur en Maatschappij |
Ridderlijke orden in Nederland: van kruisvaart naar weldadigheid
Ridderlijke orden spreken al eeuwen tot de verbeelding. Deze eens machtige organisaties, die tijdens de kruistochten streden tegen de overheersing van het Heilige Land door de moslims, bestaan nog altijd. Toch trekken deze ridders en dames nu niet meer letterlijk ten strijde; wel zetten zij zich in voor behoud van (christelijk) geloof en caritas. Liefst doen zij hun werk in stilte. Dat roept een sfeer van geheimzinnigheid op. Voor zijn promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen heeft Tom de Witt Hamer het functioneren van ridderlijke orden in Nederland in de hedendaagse tijd (1965-2015) onderzocht. Door aanpassing van hun doelstellingen zijn de orden nog steeds in staat zich als maatschappelijk relevante organisaties te profileren, concludeert De Witt Hamer. Voor het behoud van adel als collectiviteit in Nederland spelen de (adellijke) ridderlijke orden daarnaast ook een belangrijke rol.
Onderzoek als ‘insider’
De Witt Hamer onderzocht de ridderlijke orden en hun netwerken, hun positie in de samenleving, hun positie ten opzichte van elkaar, hun goede werken en hun strategieën om te blijven voortbestaan. Hij analyseerde gegevens van 2289 leden, maar hij kon door bestaande contacten ook als insider onderzoek doen. Zijn bekendheid met de wereld van de ridderlijke orden had als voordeel de betekenissen die schuil gaan achter bepaalde bezigheden, rituelen en conventies te kunnen doorzien. Dat heeft geleid tot een unieke inkijk in deze orden. In ‘Geloven verplicht’ beschrijft De Witt Hamer de van oudsher adellijke orden, maar ook nieuwe orden: corporaties van mannen en vrouwen die zich in de geest van oude ridderlijke orden eveneens inzetten voor het behoud van het geloof en caritas. Die nieuwe orden kwamen vanaf het midden van de twintigste eeuw op. Hun leden hoefden niet langer van adel te zijn. In Nederland worden ze - om ze van ridderorden, de ‘lintjesorden’, te onderscheiden - aangeduid als ridderlijke orden.
‘Geheime’ genootschappen
Wereldwijd is er veel historisch onderzoek verricht naar ridderlijke orden, maar nog weinig onderzoek is er verricht naar de positie en het functioneren van de orden en hun leden, zoals De Witt Hamer heeft gedaan. Hij stelt vragen centraal als: Waarom zijn er vanaf de jaren vijftig in Nederland nieuwe ridderlijk orden opgekomen? Welke positie hebben ze in onze moderne samenleving? Waarom zijn ze nog relevant? Welke bewuste of onbewuste strategieën volgen ze om in te spelen op een voortschrijdend maatschappelijk veranderingsproces? Door hun besloten karakter zijn ridderlijke orden voor de buitenwereld niet goed zichtbaar. Zij gedragen zich eerder als geheime genootschappen dan dat zij prominent op de voorgrond treden. En doen ze dat wel, dan leidt het veelal tot verbaasde reacties, dat dergelijke elitaire en archaïsche instituten nog bestaan. De vraag in hoeverre zij zich (nog) als een elite weten te profileren en of zij zich als een maatschappelijke ‘bovenklasse’ van anderen weten te onderscheiden, loopt als een rode draad door het proefschrift.
Eerbare en verborgen intenties
De vraag waarom er vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw nieuwe ridderlijke orden werden opgericht, valt niet eenduidig te beantwoorden. Die redenen waren divers: bevordering van de ridderlijke geest onder de mensen, afkeer van het materialisme, het doen van weldadigheid, bevorderen van de oecumenische gedachte, streven naar eenheid in Europa en het bereiken van een volkeren verbindende vriendschap. Er waren orden bij met heel eerbare intenties, die teruggrepen op oude ridderlijke idealen en zich vanuit een christelijke traditie richtten op het behoud van het christelijk geloof en de inzet voor de medemens. Ook waren er orden waarbij duidelijk sprake was van verborgen functies. Zij maakten gebruik van de exclusieve status van bestaande ridderlijke orden en presenteerden zich front stage met veel uiterlijk vertoon van uniformen en onderscheidingstekens als ridderlijke gezelschappen. Back stage hadden deze organisaties veel minder nobele intenties, waarbij statusdrang van hun oprichters en financieel gewin belangrijke drijfveren waren.
Maatschappelijk relevant
De afgelopen vijftig jaar heeft er bij de orden een overgang langs twee assen plaatsgevonden: religie en hun werken. Door beide geregeld aan te passen weten de orden nog leden te trekken en nemen zij nog steeds een positie in op het maatschappelijk middenveld, als onderdeel van de civil society. Ook hun netwerkvorming en het feit dat de adellijke orden een belangrijke bijdrage leveren aan het voortbestaan van de adel als collectiviteit in Nederland, maakt dat zij als organisaties in onze moderne tijd maatschappelijk relevant zijn.